2 en verder van Betel naar Luz; zij ging verder naar het gebied der Arkieten, naar Atarot;
3 en zij daalde westwaarts naar het gebied der Jaflieten, tot het gebied van Laag-Bet-Choron en verder tot Gezer, om bij de zee te eindigen.
4 De kinderen van Jozef, Manasse en Efraïm, kregen als volgt hun erfdeel.
5 Het gebied der Efraïmieten naar hun geslachten was als volgt: de oostelijke grens van hun erfdeel was Atrot-Addar tot Hoog-Bet-Choron.
6 Westwaarts liep de grens ten noorden van Mikmetat; dan boog de grens oostwaarts naar Taänat-Silo, en ging vandaar verder tot oostelijk van Janoach;
7 dan daalde zij van Janoach af naar Atarot en Naärat, raakte het gebied van Jericho en eindigde bij de Jordaan.
8 Van Tappuach af liep de grens westwaarts naar de beek Kana, om te eindigen bij de zee. Dit was het erfdeel van de stam der Efraïmieten naar hun geslachten.