15 Toen zeide Jozua tot hen: Als gij een talrijk volk zijt, trekt dan naar het woudgebied en kapt u daar ruimte in het land der Perizzieten en Refaïeten, als het gebergte van Efraïm u te eng is.
16 Daarop zeiden de Jozefieten: Dat bergland zal voor ons niet toereikend zijn, en al de Kanaänieten, die in de vlakke streken wonen, hebben ijzeren wagens, zowel die van Bet-Sean en zijn onderhorige plaatsen als die van de vlakte van Jizreël.
17 Toen zeide Jozua tot het huis van Jozef, tot Efraïm en Manasse: Gij zijt een talrijk volk en hebt grote kracht; gij zult niet één lot hebben,
18 maar het bergland zal u ook toebehoren; en omdat het een woudgebied is, zult gij het kappen. Ook de uitlopers daarvan zullen u toebehoren, want gij zult de Kanaänieten verdrijven, al hebben zij ijzeren wagens en al zijn zij sterk.