9 De mannen nu gingen heen en trokken door het land; zij maakten daarvan een beschrijving, stad voor stad, in zeven gedeelten, en kwamen bij Jozua in de legerplaats te Silo.
10 Toen wierp Jozua voor hen het lot te Silo, voor het aangezicht des Heren, en Jozua deelde daar de Israëlieten het land toe, overeenkomstig hun afdelingen.
11 Het lot van de stam der Benjaminieten kwam te voorschijn naar hun geslachten, en het gebied, hun door het lot toegewezen, lag tussen de Judeeërs en de Jozefieten.
12 De noordgrens begon voor hen bij de Jordaan; vervolgens liep de grens op in de richting van de bergrug ten noorden van Jericho, en liep dan westwaarts het gebergte op, om te eindigen in de woestijn van Bet-Awen.
13 Vandaar liep de grens door naar Luz, zuidwaarts in de richting van de bergrug van Luz, dat is Betel; vervolgens liep de grens af naar Atrot-Addar op het gebergte zuidelijk van Laag-Bet-Choron.
14 Daarna boog de grens af en maakte een zwenking in zuidwestelijke richting van het gebergte af, dat zuidoostelijk van Bet-Choron ligt, om te eindigen in de richting van Kirjat-Baäl, dat is Kirjat-Jearim, een stad van de Judeeërs. Dit was de westzijde.
15 De zuidzijde begon bij Kirjat-Jearim; daarna liep de grens westwaarts, vervolgens naar de bron van Neftoach.