33 In het geheel verkregen de Gersonieten naar hun geslachten dertien steden en haar weidegronden.
34 Wat betreft de geslachten der Merarieten, de overige Levieten, zij verkregen uit de stam Zebulon: Jokneam en zijn weidegronden, Karta en zijn weidegronden,
35 Dimna en zijn weidegronden, Nahalal en zijn weidegronden: vier steden.
36 En uit de stam Ruben: Beser en zijn weidegronden, Jasa en zijn weidegronden,
37 Kedemot en zijn weidegronden, en Mefaät en zijn weidegronden: vier steden.
38 Voorts uit de stam Gad: Ramot, de vrijstad voor de doodslager, in Gilead, en haar weidegronden, Machanaïm en zijn weidegronden,
39 Chesbon en zijn weidegronden, Jazer en zijn weidegronden: in het geheel vier steden.