34 Wat betreft de geslachten der Merarieten, de overige Levieten, zij verkregen uit de stam Zebulon: Jokneam en zijn weidegronden, Karta en zijn weidegronden,
35 Dimna en zijn weidegronden, Nahalal en zijn weidegronden: vier steden.
36 En uit de stam Ruben: Beser en zijn weidegronden, Jasa en zijn weidegronden,
37 Kedemot en zijn weidegronden, en Mefaät en zijn weidegronden: vier steden.
38 Voorts uit de stam Gad: Ramot, de vrijstad voor de doodslager, in Gilead, en haar weidegronden, Machanaïm en zijn weidegronden,
39 Chesbon en zijn weidegronden, Jazer en zijn weidegronden: in het geheel vier steden.
40 Al deze steden verkregen de Merarieten naar hun geslachten, die nog overgebleven waren van de geslachten der Levieten. Door het lot vielen hun twaalf steden toe.