Jozua 22:23-29 NBG51

23 Indien wij een altaar zouden gebouwd hebben, om ons van de Here af te keren, om daarop brandoffers en spijsoffers te offeren en daarop vredeoffers te brengen, dan moge de Here zelf bezoeking erover doen.

24 Maar in waarheid, wij hebben dit uit bezorgdheid, om een bepaalde reden, gedaan. Wij zeiden namelijk: Later zouden uw kinderen tot onze kinderen kunnen zeggen: wat hebt gij te maken met de Here, de God van Israël?

25 De Here heeft immers tussen ons en u, Rubenieten en Gadieten, de Jordaan als grens gesteld, gij hebt geen deel aan de Here. Zo zouden uw kinderen onze kinderen doen ophouden de Here te vrezen.

26 Daarom zeiden wij: Laten wij dit doen: een altaar bouwen, niet voor brandoffers en niet voor slachtoffers,

27 maar het zij getuige tussen ons en u, en tussen onze geslachten na ons, dat wij de dienst des Heren voor zijn aangezicht zullen waarnemen met onze brandoffers, slachtoffers en vredeoffers. Dan zullen uw kinderen later niet tot onze kinderen kunnen zeggen: Gij hebt geen deel aan de Here.

28 Verder zeiden wij: Wanneer men later tot ons en tot onze geslachten zo iets zeggen zal, dan zullen wij zeggen: Ziet het evenbeeld van het altaar des Heren, dat onze vaderen gemaakt hebben; het is niet bestemd voor brandoffers en slachtoffers, maar het is getuige tussen ons en u.

29 Het zij verre van ons, in opstand te komen tegen de Here, en ons heden van de Here af te keren, door een altaar voor brandoffers, spijsoffers of slachtoffers te bouwen buiten het altaar voor de Here, onze God, dat vóór zijn tabernakel staat!