4 Ziet, ik heb deze volken, die overgebleven zijn, door het lot aan uw stammen als erfdeel toegewezen, van de Jordaan af, benevens al de volken die ik uitgeroeid heb tot aan de Grote Zee in het westen.
5 En de Here, uw God, zelf zal hen voor u uitjagen en hen voor u wegdrijven, en gij zult hun land in bezit nemen, zoals de Here, uw God, u heeft toegezegd.
6 Weest zeer standvastig in het onderhouden en volbrengen van alles wat geschreven staat in het wetboek van Mozes, opdat gij daarvan niet afwijkt naar rechts of links,
7 en u niet inlaat met deze volken, die nog bij u overgebleven zijn, de naam van hun goden niet belijdt of daarbij zweert, noch hen dient of u voor hen nederbuigt.
8 Maar de Here, uw God, zult gij aanhangen, zoals gij tot op deze dag gedaan hebt.
9 De Here toch heeft grote en machtige volken voor u uitgedreven, en wat u aangaat: niemand heeft voor u kunnen standhouden tot op deze dag.
10 Eén van u vervolgde duizend, want de Here, uw God, zelf streed voor u, zoals Hij u beloofd heeft.