1 Toen stond Jozua des morgens vroeg op, en hij en al de Israëlieten braken op van Sittim en kwamen tot aan de Jordaan, waar zij overnachtten, voordat zij overtrokken.
2 Na verloop van drie dagen gingen de opzieners de legerplaats door
3 en zij gaven het volk dit bevel: Zodra gij de ark des verbonds van de Here, uw God, ziet en de levitische priesters, die haar dragen, dan zult gij ook van uw plaats opbreken en achter haar aan trekken.
4 Er zij echter tussen u en haar een afstand van ongeveer tweeduizend ellen lengte; komt niet dicht bij haar; opdat gij de weg moogt weten, waarlangs gij gaan zult, want langs die weg zijt gij noch gisteren noch eergisteren getrokken.
5 En Jozua zeide tot het volk: Heiligt u, want morgen zal de Here in uw midden wonderen doen.