3 en zij gaven het volk dit bevel: Zodra gij de ark des verbonds van de Here, uw God, ziet en de levitische priesters, die haar dragen, dan zult gij ook van uw plaats opbreken en achter haar aan trekken.
4 Er zij echter tussen u en haar een afstand van ongeveer tweeduizend ellen lengte; komt niet dicht bij haar; opdat gij de weg moogt weten, waarlangs gij gaan zult, want langs die weg zijt gij noch gisteren noch eergisteren getrokken.
5 En Jozua zeide tot het volk: Heiligt u, want morgen zal de Here in uw midden wonderen doen.
6 Tot de priesters zeide Jozua: Neemt de ark des verbonds op en trekt over, vóór het volk uit. Toen namen zij de ark des verbonds op en gingen vóór het volk uit.
7 En de Here zeide tot Jozua: Op deze dag zal Ik beginnen u groot te maken in de ogen van geheel Israël, opdat zij weten dat Ik met u zal zijn, zoals Ik met Mozes geweest ben.
8 Beveel dan de priesters, die de ark des verbonds dragen: zodra gij gekomen zijt aan de oever van het water van de Jordaan, zult gij in de Jordaan blijven staan.
9 Toen zeide Jozua tot de Israëlieten: Komt naderbij en hoort de woorden van de Here, uw God.