15 En de Here zeide tot Jozua:
16 Beveel de priesters die de ark der getuigenis dragen, uit de Jordaan op te klimmen.
17 En Jozua beval de priesters: Klimt op uit de Jordaan.
18 Toen dan de priesters die de ark van het verbond des Heren droegen, uit het midden van de Jordaan opklommen, hadden de voetzolen der priesters zich nauwelijks losgemaakt en het droge betreden, of de wateren van de Jordaan keerden terug naar hun plaats en stroomden als tevoren langs zijn gehele oever.
19 Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho.
20 Die twaalf stenen, welke men uit de Jordaan genomen had, richtte Jozua te Gilgal op.
21 En hij zeide tot de Israëlieten: Wanneer uw kinderen later hun vaders vragen: Wat betekenen deze stenen?