9 Ook richtte Jozua twaalf stenen op midden in de Jordaan, op de plaats, waar de voeten der priesters die de ark des verbonds droegen, hadden gestaan; en zij zijn daar tot op de huidige dag.
10 De priesters nu, die de ark droegen, bleven midden in de Jordaan staan, totdat alles volbracht was, wat de Here Jozua bevolen had tot het volk te spreken, naar alles wat Mozes Jozua geboden had; en het volk trok met haast over.
11 Toen het gehele volk de overtocht volbracht had, trok de ark des Heren over en de priesters, voor de ogen van het volk.
12 Ook trokken de Rubenieten, de Gadieten en de halve stam Manasse over, ten strijde toegerust, aan de spits der Israëlieten, zoals Mozes tot hen gesproken had,
13 ongeveer veertigduizend tot de strijd gewapenden; voor het aangezicht des Heren trokken zij over ten strijde, naar de vlakten van Jericho.
14 Te dien dage heeft de Here Jozua groot gemaakt in de ogen van geheel Israël, zodat zij hem vreesden, zoals zij Mozes gevreesd hadden al de dagen van zijn leven.
15 En de Here zeide tot Jozua: