Klaagliederen 2:13-19 NBG51

13 Wat zal ik u voorhouden, waarmee u vergelijken,o dochter van Jeruzalem?Wat met u gelijkstellen om u te troosten,o jonkvrouw, dochter van Sion?Want groot als de zee is uw breuk;wie kan u genezing brengen?

14 Uw profeten hebben voor u geschouwdwat ijdel was en hol,zij hebben uw ongerechtigheid niet onthuldom uw lot nog te keren,zij hebben voor u orakels geschouwd,ijdel en misleidend.

15 Over u slaan de handen in elkaarallen die voorbijtrekken,zij fluiten en schudden hun hoofdover de dochter van Jeruzalem:is dit de stad, die genoemd werdde volmaakte in schoonheid,de vreugde der ganse aarde?

16 Tegen u sperren honend de mond openal uw vijanden,zij fluiten en knersen de tanden,zij zeggen: wij hebben haar vernietigd,ja, dit is de dag, waarop wij gehoopt hebben,wij beleven, wij aanschouwen hem.

17 De Here heeft volvoerd wat Hij Zich had voorgenomen,Hij heeft in vervulling doen gaan, wat Hij gesproken heeft,wat Hij sinds de dagen van weleer heeft bevolen;meedogenloos heeft Hij terneergeworpen,Hij heeft de vijand over u vrolijk gemaakt,de hoorn uwer tegenstanders verhoogd.

18 Het hart (des volks) schreeuwt tot de Here. –O, muur van Sions dochter,laat tranen neervlieten als een beekbij dag en bij nacht,gun uzelf geen verpozing,uw oogappel ruste niet!

19 Sta op, kerm in de nachtbij het begin van iedere nachtwake,stort uw hart uit als watervoor het aangezicht des Heren,hef tot Hem uw handen omhoogter wille van het leven uwer kinderen,die van honger versmachtenop de hoek van elke straat.