6 Hij heeft zijn tent omvergehaald als ware het een omheining,zijn plaats van samenkomst heeft Hij vernield.De Here heeft in Sion doen vergetenfeestgetij en sabbat,en in zijn grimmige toorn versmaadkoning en priester.
7 De Here heeft zijn altaar verworpen,zijn heiligdom ontwijd,Hij heeft overgegeven in de macht van de vijandde muren van haar paleizen.Zij hebben in het huis des Heren getierdals op een feestdag.
8 De Here had besloten te verwoestende muur van Sions dochter.Hij spande het meetsnoer en weerhieldzijn hand niet van vernietiging.Voormuur en wal dompelde Hij in rouw,tezamen zakten zij ineen.
9 Haar poorten zijn in de aarde verzonken,haar grendels heeft Hij vernield en verbroken;haar koning en haar vorsten bevinden zich onder de volken,wetsonderricht is er niet meer;ook vinden haar profetengeen gezicht bij de Here.
10 Zwijgend zitten ter aardede oudsten der dochter van Sion;stof hebben zij op hun hoofd gestrooid,met rouwgewaad zich omgord.Het hoofd buigen naar de aardede jonkvrouwen van Jeruzalem.
11 Mijn ogen zijn verteerd door tranen,mijn binnenste is vol onrust,mijn hartebloed is ter aarde uitgestortom de ondergang van de dochter mijns volks,omdat kinderen en zuigelingen versmachtenop de pleinen der stad.
12 Aan hun moeders vragen zij:waar is koren en wijn?terwijl zij versmachten, als verslagenen,op de pleinen der stad,terwijl hun leven wegvlietaan de borst van hun moeders.