4 Hij heeft mijn vlees en mijn huid doen wegteren,mijn beenderen gebroken.
5 Hij heeft aan alle zijden tegen mij opgehooptvergif en moeite.
6 Hij heeft mij in duistere plaatsen doen wonenals de doden van voorlang.
7 Hij heeft mij iedere uitgang versperd,mij in zware koperen ketenen geklonken.
8 Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep,versmaadt Hij mijn gebed.
9 Hij heeft mijn weg versperd met steenblokken,mijn paden onbegaanbaar gemaakt.
10 Hij is mij een loerende beer,een leeuw in verborgen schuilhoeken.