44 Gij hebt U gehuld in een wolk,ondoordringbaar voor het gebed.
45 Gij hebt ons gemaakt tot verachtelijk uitvaagselte midden van de volkeren.
46 Tegen ons hebben hun mond opengesperdal onze vijanden.
47 Schrik en strik zijn over ons gekomen,verderf en breuk.
48 Waterbeken vloeien uit mijn oogom de ondergang van de dochter mijns volks.
49 Mijn oog baadt in tranen, zonder ophouden,zonder verpozen,
50 totdat de Here nederzieten neerschouwt uit de hemel.