7 Hij heeft mij iedere uitgang versperd,mij in zware koperen ketenen geklonken.
8 Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep,versmaadt Hij mijn gebed.
9 Hij heeft mijn weg versperd met steenblokken,mijn paden onbegaanbaar gemaakt.
10 Hij is mij een loerende beer,een leeuw in verborgen schuilhoeken.
11 Hij laat mij geen uitweg, en verscheurt mij,Hij heeft mij geslagen met verbijstering,
12 Hij heeft zijn boog gespannen en mij gesteldtot doelwit voor zijn pijl.
13 Hij heeft in mijn nieren doen doordringende pijlen uit zijn koker.