1 Gedenk, Here, wat ons is overkomen;zie toch; aanschouw onze smaad.
2 Ons erfdeel is vervallen aan vreemden,onze huizen aan vreemdelingen.
3 Wezen zijn wij geworden, vaderloos,onze moeders werden als weduwen.
4 Ons water moeten wij drinken voor geld,ons hout gewordt ons tegen betaling.
5 Wij worden op de nek gezeten door onze vervolgers,wij zwoegen, maar rust gunt men ons niet.