1 Hoort toch wat de Here zegt: Sta op, treed als aanklager op ten aanhoren van de bergen, en laat de heuvelen uw stem vernemen.
2 Hoort, gij bergen, de aanklacht des Heren, ook gij, onwrikbare grondvesten der aarde. Want de Here heeft een aanklacht tegen zijn volk, en met Israël wil Hij een rechtsgeding aangaan.
3 Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan en waarmede heb Ik u vermoeid? Getuig tegen Mij!
4 Immers heb Ik u gevoerd uit het land Egypte en uit het slavenhuis heb Ik u verlost, en Ik zond voor u heen Mozes, Aäron en Mirjam.
5 Mijn volk, gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraamde en wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde – van Sittim tot Gilgal, opdat gij het volle recht des Heren moogt erkennen.