7 Zal de Here welgevallen hebben aan duizenden rammen, aan tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn schoot voor de zonde mijner ziel?
8 Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.
9 Hoort! de Here roept tot de stad – en heilzaam is het uw naam te vrezen –: Luistert naar de roede en naar wie haar besteld heeft.
10 Zijn er niet nog in het huis van de goddeloze schatten van goddeloosheid en een gevloekte, schriele efa?
11 Zou Ik rechtvaardig zijn bij een weegschaal der goddeloosheid en bij een buidel vol valse gewichten?
12 Haar rijken zijn vol geweld, en haar inwoners spreken leugen, en hun tong in hun mond is bedrog.
13 Ik echter maak u krank, Ik sla u, Ik richt verwoesting aan wegens uw zonden.