4 vanwege de vele hoererijen der hoer, uitnemend in bevalligheid, meesteres in toverkunsten, volken verkopend door haar hoererijen, en geslachten door haar toverkunsten.
5 Zie, Ik zál u! luidt het woord van de Here der heerscharen, Ik til uw slippen op tot aan uw aangezicht, en Ik laat aan de volken uw naaktheid zien, aan de koninkrijken uw schaamte.
6 Ik werp vuil op u, Ik maak u te schande en stel u ten toon,
7 zodat al wie u ziet, van u wegvlucht en zegt: Verwoest is Nineve! Wie zal haar beklagen? waar zal ik troosters voor u zoeken?
8 Zijt gij beter dan No-Amon, dat gelegen was aan de stromen, door water omgeven, welks voorwal een zee, welks muur water was?
9 Ethiopiërs en Egyptenaars waren zijn kracht en dat zonder getal, Putieten en Libiërs waren u tot hulp.
10 Toch is het gevankelijk in ballingschap gegaan, toch zijn zijn zuigelingen verpletterd op alle hoeken der straten; over zijn aanzienlijken heeft men het lot geworpen, en al zijn groten zijn in boeien geklonken.