1 De Gileadiet Jefta nu was een dapper held, maar hij was de zoon van een hoer; Gilead had Jefta verwekt.
2 Ook de vrouw van Gilead baarde hem zonen. Toen de zonen van deze vrouw volwassen waren, stootten zij Jefta uit en zeiden tot hem: Gij krijgt geen erfdeel in onze familie, want gij zijt de zoon van een andere vrouw.
3 Daarop vluchtte Jefta van zijn broeders weg om te wonen in het land Tob, waar zich lichtzinnige mannen om hem verzamelden, die er met hem op uittrokken.
4 Enige tijd later voerden de Ammonieten oorlog met Israël.
5 En toen de Ammonieten met Israël oorlog voerden, gingen de oudsten van Gilead Jefta uit het land Tob halen,
6 en zeiden tot Jefta: Welaan, wees gij onze aanvoerder en laten wij de Ammonieten bestrijden.