13 Vandaar trokken zij het gebergte van Efraïm door en kwamen bij het huis van Micha.
14 Toen namen de vijf mannen, die het gebied van Laïs waren gaan verspieden, het woord en zeiden tot hun stamgenoten: Weet gij, dat er in deze huizen een efod is, terafim, een gesneden en gegoten beeld? Nu dan, weet wat u te doen staat!
15 Daarop sloegen zij daarheen af, kwamen bij het huis van de levitische jongeling, het huis van Micha, en vroegen naar zijn welstand.
16 Terwijl de zeshonderd mannen uit de Danieten, die met krijgswapenen aangegord waren, post vatten bij de ingang van de poort,
17 liepen de vijf mannen, die het land waren gaan verspieden, verder. En binnengekomen, namen zij het gesneden beeld, de efod, de terafim en het gegoten beeld weg. De priester nu stond in de ingang van de poort bij de zeshonderd mannen, die met krijgswapenen waren aangegord.
18 Maar, toen de anderen het huis van Micha binnengegaan waren en het gesneden beeld, de efod, de terafim en het gegoten beeld weggenomen hadden, zeide de priester tot hen: Wat doet gij daar?
19 Zij zeiden echter tot hem: Zwijg en houd uw mond dicht; ga met ons mee en wees onze vader en priester; wat is beter voor u: priester te zijn voor het huis van één man of priester te zijn voor een stam en een geslacht in Israël?