11 Maar doet het aldus: slechts al de mannen, en al de vrouwen die gemeenschap met een man hebben gehad, zult gij met de ban slaan.
12 En zij troffen onder de inwoners van Jabes in Gilead vierhonderd meisjes aan, maagden die geen gemeenschap met een man hadden gehad, en zij brachten dezen naar de legerplaats te Silo, in het land Kanaän.
13 Daarna zond de gehele vergadering een boodschap tot de Benjaminieten, die op de rots Rimmon waren, en kondigde hun vrede aan.
14 Toen keerde Benjamin terug, en men gaf hun de vrouwen, die men uit de vrouwen van Jabes in Gilead in leven had gelaten. Toch waren er nog niet genoeg voor hen.
15 Het volk had echter medelijden met Benjamin, omdat de Here een breuk had geslagen onder de stammen van Israël.
16 Daarop zeiden de oudsten der vergadering: Hoe kunnen wij aan de overgeblevenen vrouwen verschaffen? Want de vrouwen zijn uit Benjamin uitgeroeid.
17 En zij zeiden: Het erfbezit der ontkomenen moet aan Benjamin blijven, opdat er niet een stam uit Israël worde uitgewist.