17 En zij zeiden: Het erfbezit der ontkomenen moet aan Benjamin blijven, opdat er niet een stam uit Israël worde uitgewist.
18 Maar wij kunnen hun uit onze dochters geen vrouwen geven. Want de Israëlieten hebben gezworen: Vervloekt zij, wie aan Benjamin een vrouw geeft!
19 Toen zeiden zij: Zie, jaarlijks is er een feest voor de Here in Silo, dat noordelijk van Betel ligt, oostelijk van de heerbaan, die van Betel naar Sichem loopt, en zuidelijk van Lebona.
20 Zij gaven dan aan de Benjaminieten de volgende aanwijzing: Gaat u in hinderlaag leggen in de wijngaarden.
21 Let dan goed op; zie, wanneer de meisjes van Silo uittrekken om reidansen uit te voeren, komt dan uit de wijngaarden te voorschijn, schaakt u ieder een vrouw uit de meisjes van Silo en gaat dan naar het land Benjamin.
22 Mochten haar vaders of broeders komen om met ons te twisten, zo zullen wij tot hen zeggen: Geeft ze ons goedschiks, want in de strijd hebben wij niet voor ieder een vrouw veroverd. Voorzeker, gij hebt ze hun niet gegeven; anders zoudt gij schuld op u hebben geladen.
23 En de Benjaminieten deden aldus; zij namen ieder een vrouw uit de dansende meisjes die zij roofden, keerden terug naar hun erfdeel, herbouwden de steden en gingen daar wonen.