3 En de Israëlieten riepen tot de Here, want hij bezat negenhonderd ijzeren strijdwagens en hij had de Israëlieten wreed verdrukt, twintig jaar.
4 De profetes Debora, de vrouw van Lappidot, richtte destijds Israël;
5 zij was gewoon zitting te houden onder de Deborapalm tussen Rama en Bet-El op het gebergte van Efraïm, en de Israëlieten kwamen bij haar voor een rechterlijke uitspraak.
6 Zij nu ontbood Barak, de zoon van Abinoam uit Kedes in Naftali, en zeide tot hem: Heeft de Here, de God van Israël, niet geboden: ga heen, trek naar de berg Tabor en neem met u tienduizend man Naftalieten en Zebulonieten,
7 en Ik zal aan de beek Kison Sisera, de krijgsoverste van Jabin, naar u toe voeren met zijn strijdwagens en zijn troepen, en Ik zal hem in uw macht geven?
8 Barak echter zeide tot haar: Indien gij met mij gaat, zal ik gaan, maar indien gij niet met mij gaat, ga ik niet.
9 Zij zeide: Ik ga met u mee, maar gij zult geen eer behalen op de tocht die gij onderneemt, want in de macht van een vrouw zal de Here Sisera overgeven. Toen stond Debora op en ging met Barak naar Kedes.