17 Toen zeide hij tot Hem: Indien ik genade in uw ogen gevonden heb, geef mij dan een teken, dat Gij het zijt, die met mij spreekt.
18 Ga niet vanhier weg, voordat ik bij U terugkom en de gave die ik ga halen, voor U neerleg. En Hij zeide: Ik zal blijven, tot gij terugkomt.
19 Toen ging Gideon naar binnen en bereidde een geitebokje en ongezuurde broden van een efa meel; het vlees deed hij in een mand en het vleesnat in een pot, en hij bracht het Hem onder de terebint en zette het Hem voor.
20 De Engel Gods zeide tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde broden en leg ze op deze rots en giet het vleesnat uit. En hij deed dat.
21 Toen strekte de Engel des Heren de staf die hij in de hand hield, uit en raakte met het uiteinde het vlees en de ongezuurde broden aan; en vuur steeg op uit de rots en verteerde het vlees en de ongezuurde broden. Daarop verdween de Engel des Heren uit zijn gezicht.
22 Toen begreep Gideon, dat het de Engel des Heren was, en hij zeide: Wee mij, Here Here! want ik heb de Engel des Heren gezien van aangezicht tot aangezicht.
23 Doch de Here zeide tot hem: Vrede zij u! Vrees niet, gij zult niet sterven.