16 Toen verdeelde hij de driehonderd man in drie groepen en gaf hun allen horens en ledige kruiken in de hand met fakkels binnen in de kruiken.
17 En hij zeide tot hen: Gij moet op mij letten en doen als ik. Zie, wanneer ik aan de buitenrand van de legerplaats gekomen ben, doet dan als ik:
18 wanneer ik op de hoorn blaas met allen die bij mij zijn, dan moet ook gij op de horens blazen rondom de gehele legerplaats, en roepen: Voor de Here en voor Gideon!
19 Gideon nu en de honderd mannen die bij hem waren, kwamen aan de buitenrand van de legerplaats bij het begin van de middelste nachtwake, toen men juist de wachtposten had uitgezet. Toen bliezen zij op de horens, terwijl zij de kruiken stuksloegen, die zij in de hand hadden.
20 Zo bliezen de drie groepen op de horens, braken de kruiken stuk en hielden in de linkerhand de fakkels en in de rechterhand de horens om te blazen en riepen: Het zwaard van de Here en van Gideon!
21 Daarbij bleven zij staan, ieder op zijn plaats, rondom de legerplaats, maar het gehele leger ging op de loop en vluchtte al schreeuwend.
22 Terwijl nu de driehonderd op de horens bliezen, richtte de Here in de gehele legerplaats het zwaard van de één tegen de ander, en het leger vluchtte tot Bet-Hassitta, in de richting van Serera tot aan de oever van Abel-Mechola boven Tabbat.