Richteren 7:19-25 NBG51

19 Gideon nu en de honderd mannen die bij hem waren, kwamen aan de buitenrand van de legerplaats bij het begin van de middelste nachtwake, toen men juist de wachtposten had uitgezet. Toen bliezen zij op de horens, terwijl zij de kruiken stuksloegen, die zij in de hand hadden.

20 Zo bliezen de drie groepen op de horens, braken de kruiken stuk en hielden in de linkerhand de fakkels en in de rechterhand de horens om te blazen en riepen: Het zwaard van de Here en van Gideon!

21 Daarbij bleven zij staan, ieder op zijn plaats, rondom de legerplaats, maar het gehele leger ging op de loop en vluchtte al schreeuwend.

22 Terwijl nu de driehonderd op de horens bliezen, richtte de Here in de gehele legerplaats het zwaard van de één tegen de ander, en het leger vluchtte tot Bet-Hassitta, in de richting van Serera tot aan de oever van Abel-Mechola boven Tabbat.

23 Toen werden de mannen van Israël bijeengeroepen uit Naftali en uit Aser en uit geheel Manasse en zij achtervolgden Midjan.

24 Ook zond Gideon boden uit in het gehele gebergte van Efraïm met de boodschap: Daalt af de Midjanieten tegemoet, en snijdt hun tot aan Bet-Bara de overtocht af over het water, over de Jordaan. Toen werden alle mannen van Efraïm bijeengeroepen en sneden hun tot aan Bet-Bara de overtocht af over het water, over de Jordaan,

25 en zij namen twee vorsten van Midjan gevangen, Oreb en Zeëb. Oreb doodden zij op de rots Oreb en Zeëb doodden zij in de perskuip Zeëb; en zij vervolgden Midjan; de hoofden van Oreb en Zeëb brachten zij Gideon aan de overzijde van de Jordaan.