9 In die nacht zeide de Here tot hem: Sta op, val de legerplaats binnen, want Ik heb die in uw macht gegeven.
10 Indien gij echter bevreesd zijt om die binnen te vallen, daal dan met uw dienaar Pura af naar de legerplaats;
11 dan zult gij horen wat zij zeggen; daarna zullen uw handen gesterkt worden en zult gij de legerplaats binnenvallen. Toen daalde hij met zijn dienaar Pura af tot aan de voorposten van de strijdmacht in de legerplaats.
12 Midjan nu en Amalek en al de stammen van het Oosten lagen in de vlakte, talrijk als sprinkhanen, en hun kamelen waren ontelbaar, talrijk als het zand aan de oever der zee.
13 Toen Gideon aankwam, vertelde juist een man een droom aan zijn makker en zeide: Ik heb een droom gehad; zie, een gerstebroodkoek rolde de legerplaats van Midjan binnen, kwam tot aan de tent, stootte die om, zodat ze neerviel, en keerde ze onderstboven, en daar lag de tent.
14 Toen antwoordde zijn makker en zeide: Dit is niet anders dan het zwaard van Gideon, de zoon van Joas, de Israëliet; God heeft Midjan en de gehele legerplaats in zijn macht gegeven.
15 Zodra Gideon het verhaal van de droom en de uitlegging daarvan gehoord had, boog hij zich in aanbidding neder; daarop keerde hij terug naar de legerplaats van Israël en zeide: Staat op, want de Here heeft de legerplaats van Midjan in uw macht gegeven.