37 Gaäl echter hernam: Zie, er dalen mensen af van de Navel-des-lands en één groep komt langs de weg van de Waarzeggers-terebint.
38 Toen zeide Zebul tot hem: Waar is nu de grote mond, waarmee gij zeidet: Wie is Abimelek, dat wij hem dienen zouden? Zijn dit niet de mensen die gij geminacht hebt? Trek nu uit en strijd tegen hen.
39 En Gaäl trok uit ten aanschouwen van de burgers van Sichem en streed tegen Abimelek.
40 Maar Abimelek achtervolgde hem, toen hij voor hem vluchtte, en er vielen vele doden tot aan de ingang der poort.
41 Abimelek nu bleef te Aruma, maar Zebul verdreef Gaäl en zijn broeders, zodat zij niet in Sichem bleven.
42 De volgende dag ging het volk het veld in. Toen men dit aan Abimelek meegedeeld had,
43 nam hij zijn krijgsvolk, splitste dat in drie groepen en legde zich in hinderlaag op het veld. Toen hij zag, dat het volk de stad uit kwam, brak hij tegen hen op en sloeg hen uiteen.