8 En de losser zeide tot Boaz: Koop gij het voor u. En hij trok zijn schoen uit.
9 Hierop zeide Boaz tot de oudsten en tot al het volk: Gij zijt heden getuigen, dat ik al wat Elimelek heeft toebehoord en al wat Kiljon en Machlon heeft toebehoord, koop uit de hand van Noömi;
10 ook Ruth, de Moabitische, de vrouw van Machlon, verwerf ik mij tot vrouw om de naam van de gestorvene op zijn erfdeel in stand te houden. Zo zal de naam van de gestorvene niet uitgeroeid worden uit zijn broederen en uit de poort zijner woonplaats. Gij zijt heden getuigen.
11 En al het volk dat in de poort was, en de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen. De Here make de vrouw die in uw huis komt, als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben! Handel dan kloek in Efrata en maak u een naam in Betlehem;
12 uw huis worde als het huis van Peres, die Tamar aan Juda baarde, door het kroost dat de Here u geven zal uit deze jonge vrouw!
13 Toen nam Boaz Ruth en zij werd hem tot vrouw en hij ging tot haar in. En de Here schonk haar zwangerschap en zij baarde een zoon.
14 En de vrouwen zeiden tot Noömi: Geprezen zij de Here die het u heden niet laat ontbreken aan een losser, en zijn naam worde vermaard in Israël.