1 Vraagt van de Here regen ten tijde van de late regen. De Here maakt de bliksemschichten; een stortregen zal Hij hun geven, voor iedereen gewas op het veld.
2 Want de terafim spreken ijdelheid, de waarzeggers schouwen leugen, bedrieglijke dromen spreken zij, nietswaardige troost bieden zij. Daarom trekken zij voort als een kudde die in nood is, omdat zij geen herder heeft.
3 Tegen de herders is mijn toorn ontbrand, en aan de bokken zal Ik bezoeking doen; maar de Here der heerscharen bezoekt zijn kudde, het huis van Juda, en maakt hen als zijn prachtig ros in de strijd.
4 Uit hen komt de hoeksteen, uit hen de tentpin, uit hen de strijdboog, uit hen komen alle machthebbers tezamen voort,