3 Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden;
4 Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen.
5 Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.
6 Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken, en nuchteren zijn.
7 Want die slapen, slapen des nachts, en die dronken zijn, zijn des nachts dronken;
8 Maar wij, die des daags zijn, laat ons nuchteren zijn, aangedaan hebbende het borstwapen des geloofs en der liefde, en tot een helm, de hoop der zaligheid.
9 Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der zaligheid, door onzen Heere Jezus Christus.