11 Geliefde, volgt het kwade niet na, maar het goede. Die goed doet, is uit God; maar die kwaad doet, heeft God niet gezien.
12 Aan Demetrius wordt getuigenis gegeven van allen, en van de waarheid zelve; en wij getuigen ook, en gij weet, dat onze getuigenis waarachtig is.
13 Ik had veel te schrijven, maar ik wil u niet schrijven met inkt en pen;
14 Maar ik hoop u haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. (1:15) Vrede zij u. De vrienden groeten u. Groet de vrienden met name.