28 Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden:
29 Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?
30 Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem.
31 En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet.
32 Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.
33 Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht?
34 Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.