24 En aan de landpale van Benjamin, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Simeon een.
25 En aan de landpale van Simeon, van den oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar een.
26 En aan de landpale van Issaschar, van den oosterhoek tot aan den westerhoek toe, Zebulon een.
27 En aan de landpale van Zebulon, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Gad een.
28 Aan de landpale nu van Gad, aan den zuiderhoek zuidwaarts, daar zal de landpale zijn van Thamar af, naar het twistwater van Kades, voorts naar de beek henen, tot aan de grote zee.
29 Dit is het land, dat gijlieden zult doen vallen in erfenis, voor de stammen Israels, en dit zullen hun delen zijn, spreekt de Heere HEERE.
30 Voorts zullen dit de uitgangen der stad zijn: van den noorderhoek, vier duizend en vijfhonderd maten.