Ezechiël 9:8 SV1750

8 Het geschiedde nu, als zij hen geslagen hadden, en ik overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht viel, en riep, en zeide: Ach, Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van Israel verderven, met Uw grimmigheid uit te gieten over Jeruzalem?

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 9

Uitzicht Ezechiël 9:8 in verband