1 (12:2) Efraim weidt zich met wind, en jaagt den oostenwind na; den gansen dag vermenigvuldigt hij leugen en verwoesting; en zij maken verbond met Assur, en de olie wordt naar Egypte gevoerd.
2 (12:3) Ook heeft de HEERE een twist met Juda, en Hij zal bezoeking doen over Jakob naar zijn wegen, naar zijn handelingen zal Hij hem vergelden.
3 (12:4) In moeders buik hield hij zijn broeder bij de verzenen; en in zijn kracht gedroeg hij zich vorstelijk met God.
4 (12:5) Ja, hij gedroeg zich vorstelijk tegen den Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem. Te Beth-el vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met ons;
5 (12:6) Namelijk, de HEERE, de God der heirscharen; HEERE is Zijn gedenknaam.
6 (12:7) Gij dan, bekeer u tot uw God, bewaar weldadigheid en recht, en wacht geduriglijk op uw God.
7 (12:8) In des koopmans hand is een bedriegelijke weegschaal, hij bemint te verdrukken;