15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen.
16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?
17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen;
18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft;
19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging.
20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd.
21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over.