3 Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren?
4 Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen.
5 Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt;
6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken.
7 Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden.
8 Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen.
9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn.