11 De koning van Jarmuth, een; de koning van Lachis, een;
12 De koning van Eglon, een; de koning van Gezer, een;
13 De koning van Debir, een; de koning van Geder, een;
14 De koning van Horma, een; de koning van Harad, een;
15 De koning van Libna, een; de koning van Adullam, een;
16 De koning van Makkeda, een; de koning van Beth-el, een;
17 De koning van Tappuah, een; de koning van Hefer, een;