13 Van Aser, Pagiel, de zoon van Ochran.
14 Van Gad, Eljasaf, de zoon van Dehuel.
15 Van Nafthali, Ahira, de zoon van Enan.
16 Dezen waren de geroepenen der vergadering, de oversten der stammen hunner vaderen; zij waren de hoofden der duizenden van Israel.
17 Toen namen Mozes en Aaron die mannen, welken met namen uitgedrukt zijn.
18 En zij verzamelden de gehele vergadering, op den eersten dag der tweede maand; en die verklaarden hun afkomst, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van die twintig jaren oud was en daarboven, hoofd voor hoofd.
19 Gelijk als de HEERE Mozes geboden had, zo heeft hij hen geteld in de woestijn van Sinai.