23 En over het heir van den stam der kinderen van Manasse was Gamaliel, de zoon van Pedazur.
24 En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni.
25 Toen toog op de banier van het leger der kinderen van Dan, samensluitende al de legers, naar hun heiren; en over zijn heir was Ahiezer de zoon van Ammisaddai.
26 En over het heir van den stam der kinderen van Aser was Pagiel, de zoon van Ochran.
27 En over het heir van den stam der kinderen van Nafthali was Ahira, de zoon van Enan.
28 Dit waren de tochten der kinderen Israels, naar hun heiren, als zij reisden.
29 Mozes nu zeide tot Hobab, den zoon van Rehuel, den Midianiet, den schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die plaats, van welke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij zullen u weldoen, want de HEERE heeft over Israel het goede gesproken.