1 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
2 Zend u mannen uit: die het land Kanaan verspieden, hetwelk Ik den kinderen Israels geven zal; van elken stam zijner vaderen zult gijlieden een man zenden, zijnde ieder een overste onder hen.
3 Mozes dan zond hen uit de woestijn van Paran, naar den mond des HEEREN; al die mannen waren hoofden der kinderen Israels.
4 En dit zijn hun namen: van den stam van Ruben, Sammua, de zoon van Zaccur.
5 Van den stam van Simeon, Safat, de zoon van Hori.