1 De woorden van den prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem.
2 Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.
3 Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon?
4 Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid.
5 Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees.