Richteren 11:35 SV1750

35 En het geschiedde, als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn klederen, en zeide: Ach, mijn dochter! gij hebt mij ganselijk nedergebogen, en gij zijt onder degenen, die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE, en ik zal niet kunnen teruggaan.

Lees verder hoofdstuk Richteren 11

Uitzicht Richteren 11:35 in verband