24 Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen.
25 Sla den spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen.
26 Wie den vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een zoon, die beschaamd maakt, en schande aandoet.
27 Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap.
28 Een Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in.
29 Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen voor den rug der zotten.