2 Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.
3 Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.
4 Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?
5 Openbare bestraffing is beter dan verborgene liefde.
6 De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.
7 Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.
8 Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats.