5 Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.
6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.
7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade.
8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten;
10 Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;