20 Alzo is de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht!
21 Om drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, die zij niet dragen kan:
22 Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is;
23 Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw.
24 Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien.
25 De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs.
26 De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen.